DoopboekenDe rooms-katholieke kerk heeft in 1563 op het concilie van Trente, voor het eerst algemeen geldende regels voor het registreren van onder andere doopgegevens vastgelegd. Drie jaar later gebeurde op de synode van Wesel hetzelfde ten aanzien van de protestantse kerk. De oudste doopregisters in Overijssel zijn die van Deventer (1571), Zwolle (1583) en Hasselt (1591). Even voor de duidelijkheid, de reformatie is samengevat de periode van de 80 jarige oorlog (1568 – 1648). Zoals gezegd was de Nederduits gereformeerde kerk na de Reformatie toonaangevend. In feite was het een staatsgodsdienst. Dit kwam ook in de bepalingen met betrekking tot het dopen van kinderen tot uiting. Het provinciaal bestuur had al in 1628 de doop door rooms-katholieke geestelijken streng verboden, met de woorden, ’dat die kinderdoop bij die papistige ende affgodische priesteren, vervolgents het placcaet verhindert ende die kinderkens nergens anders als in die Gereformeerde kercke ten dope gepresenteert worden’ . In 1653 werd bepaald dat kinderen van alle gezindten binnen veertien dagen na de geboorte in een gereformeerde kerk moesten worden gedoopt. Op overtreding stond een hoge boete. Pas tegen het einde van de zeventiende eeuw werd aan deze beperking minder streng de hand gehouden. De verplichting werd nogal eens ontdoken en sommige niet-gereformeerde geestelijken hielden al in een vroeg stadium doop- en trouwboeken bij. Maar er zijn er tot ca.1670 nagenoeg geen doop- en trouwboeken van onze rooms-katholieke voorouders te vinden. In het noordoosten van Twente, waar veel katholieken woonden, werden kinderen vaak over de grens gedoopt op Bentheims of Munsters gebied. Ook kwamen er missionarissen uit die gebieden de sacramenten toedienen. Uit angst voor vervolging is daar niet altijd aantekening van gehouden. Dat men aan de boetebepalingen ten aanzien van het dopen van rooms-katholieke kinderen soms streng de hand heeft gehouden, vertelt een notitie in het doopboek van Ootmarsum. Hier tekende de pastoor in 1682 op dat hij ongeveer twaalf kinderen had gedoopt. De namen had hij weggelaten op verzoek van de ouders, die bang waren dat ze anders een boete moesten betalen. Rooms-katholieke kinderen werden zo snel mogelijk na de geboorte gedoopt. Als een kind levenloos ter wereld kwam of het was nog niet gedoopt, dan kwam het niet in de hemel. De rooms-katholieke kerk heeft ons vroeger geleerd dat ze dan in het voorportaal van de hemel bleven, ze werden dan ook niet op de gewijde aarde van het kerkhof begraven maar vlak achter de haag op een stukje ongewijde aarde. Het noordoosten van Twente is tijdens de reformatie overwegend rooms katholiek gebleven. Deze streek bleef tot 1628 onder Spaans bewind. Toen werd deze omgeving door prins Frederik Hendrik met de bezetting van Oldenzaal, aan de reformatie overgeleverd. Omdat de Twentenaar erg honkvast is, bleef deze omgeving tot aan de 2e wereldoorlog overwegend rooms katholiek.Trouw- en ondertrouwboekenTot in de zestiende eeuw werd niet steeds kerkelijk getrouwd. Aanvankelijk was het voldoende dat twee partners elkaar trouw beloofden. Zo'n huwelijk was wel clandestien, maar niet ongeldig. Het concilie van Trente (1545-1563) bevestigde dat trouwlustigen hun voornemen in het openbaar moesten laten afkondigen (de huwelijks proclamaties) en daarna het huwelijk door de eigen parochiegeestelijke laten inzegenen. Het trouwregister van de Deventer O.L.Vrouwenkerk begint al in 1542 en is daarmee het oudste dtb-boek (doop, trouw en begraafboek) van Nederland. Na de Reformatie is de burgerlijke overheid zich met de regelgeving in ‘huwelijksche saken’ gaan bezighouden. Ridderschap en Steden (het gewestelijk bestuur), ook wel de Staten van Overijssel genoemd) verordonneerden op 18 juni 1603, dat een huwelijk alleen mocht worden geproclameerd en voltrokken in de gereformeerde kerk in de woonplaats van de bruid of de bruidegom. Dit maakt het trouwregister van de plaatselijke gereformeerde of hervormde kerk tot een algemeen trouwregister. Zo heb ik in de trouwboeken van de gereformeerde kerk in Oldenzaal huwelijken van Rikmanspoels gevonden. De rooms-katholieke registers zijn in tegenstelling tot de protestantse in het Latijn gesteld. Deze toestand bleef gehandhaafd tot de Bataafse revolutie. Met ingang van 15 juni 1795 werd een huwelijk tot een burgerlijk contract verklaard. Alle ingezetenen kregen op dit punt gelijke rechten. Kerkelijke huwelijken van alle gezindten bleven toegestaan, maar pas nadat de inschrijving van het huwelijk voor de wet was geschied. Veel huwelijken zijn in de periode 1795-1811 zowel in de kerkelijke als in de gerechtelijke trouwboeken terug te vinden. Aantekeningen betreffende huwelijken werden op verschillende wijze in registers ingeschreven. Soms hield men trouwboeken bij, maar meestal gaat het om ondertrouwboeken. Voorafgaand aan het trouwen werd het aanstaande huwelijk op drie achtereenvolgende zondagen van de kansel afgekondigd (geproclameerd) om anderen de gelegenheid te geven bezwaar te maken. Als het huwelijk ook in een andere kerk afgekondigd werd, moest door de predikant van die kerk een verklaring overlegd worden. Daarin moest dan in staan dat er geen bezwaren waren ingekomen tegen het voorgenomen huwelijk. Meesttal werd het huwelijk vervolgens gesloten in de week die volgde op de derde afkondiging. Ik kan me deze kerkelijke afkondigingen door de pastoor vanaf de preekstoel nog goed herinneren. In de rooms katholieke kerk was dat dus tot na de 2e wereldoorlog nog gebruikelijk.HuwelijksbijlagenAls men na 1811 voor de burgerlijke stand huwde, werd als bijlage een uittreksel uit het doopboek gevoegd of een andere bron waaruit de geboorte of doop bleek. Was het betreffende doopboek niet meer aanwezig dan werd een akte van bekendheid opgemaakt. Dit was vooral van toepassing op onze voorouders, zij waren immers vaak in het geheim gedoopt door missionarissen uit het naburige koninkrijk Hannover (Duitsland). Hierbij legde een aantal familieleden of bekenden bij de notaris of de vrederechter een beëdigde verklaring af over de identiteit van de bruid of bruidegom en over de geboortedatum, geboorteplaats en ouders. Een mooi voorbeeld is de huwelijkse bijlage van de stamvader van de Enschedese tak, deze is in het Frans opgesteld. De eerste tijd na de Franse overheersing van 1795 tot 1813 was de ambtelijke taal en schrift nog in het Frans.De in het Frans opgestelde huwelijkse bijlage van Joannis Rikmanspoel, stamvader Enschedese tak.De vertaling is als volgt:Het jaar 1813, 2 Augustus om 9 uur ’s morgens verscheen voor ons W.Berends, 2e plaatsvervangend rechter in vredestijd van het kanton Ootmarsum heeft bepaald bij decreet van de rechter in vredestijd van genoemd kanton en bij afwezigheid van de 1e plaatsvervanger dat in onze woonplaats zijn verschenen Gerard Johan (Jan) Rikmanspoel, oud 60 jaar, akkerbouwer wonende in het gehucht Fleringen. Jan Hans Brookhuis, oud 50 jaar, timmerman en wonende te Ootmarsum. Gerard Jan Haghuis, oud 36 jaar, akkerbouwer wonende te Fleringen, Hierboven genoemd en Willem Brookhuis, oud 25 jaar, mannelijk lid, wonende te Ootmarsum. Die hebben verklaard op verzoek van Johannes Rikmanspoel, oud 36 jaar, timmerman, geboren te Fleringen en woonachtig te Enschede, goedgekend te hebben zijn vader, genaamd Bernard Rikmanspoel, tijdens zijn leven boer en woonachtig in genoemd gehucht Fleringen, kanton Ootmarsum, gemeente Tubbergen en bovendien intieme kennis te zijn van genoemde Rikmanspoel die is overleden sinds meer dan 12 jaar en ze hebben een eed van waarheid afgelegd van hun verklaringen. Hiervan hebben wij een hier tegenwoordig procesverbaal opgemaakt dat is getekend door de 2e en 4e declarant met ons en onze griffier, de 2 andere declaranten die hebben verklaard niet te weten het jaar en dag als hierboven. W.Berends 2e plaatsvervangend rechter